|
||||||||
|
De Britse pianist/componist Alexander Hawkins is het creatieve epicentrum van de Londense jazzscene en wordt beschouwd als een van de meest vernieuwende muzikanten met een verrassende actieradius. Zijn trio met Neil Charles (contrabas, perc.) en Stephen Davis (drums. perc.) werd opgericht in 2012 en staat garant voor de verbinding van vrijheid en structuur, compositie en improvisatie. Het album begint met “Rapture” waarin Hawkins vooral gebruik maakt van de synthesizer en samples, typisch zaken die ik liefst aan mij voorbij laat gaan. Gelukkig blijft het in “Puzzle Canon“ bij de piano, Hawkins doet me hier sterk denken aan pianisten als Paul Bley en vooral Thelonius Monk door zijn sterk afwisselende spel en spannende overgangen. Boeiende muziek waar je wel met de nodige interesse naar moet luisteren, hier geen makkelijk vinger knippende jazz, maar met het juiste oor geeft het wel de nodige beloning. Er is ook sprake van een zekere vorm van benadering van de bestaande vormen van klassieke muziek, zoals is te horen in “Canon Celestial”, “Fuga, the fast one” en “Sarabande Celestial”. Vooral “Fuga, the fast one “ is een intrigerende compositie met zijn snel verschuivende thema’s, “Canon Celestial” is daarentegen een meer ingetogen werk met klaterend pianospel afgezet tegen een herhaald drumpatroon hetgeen een hypnotisch effect teweeg brengt. In “Rupture” staat in eerste instantie de gestreken bas van Davis op de voorgrond met lichte piano akkoorden min of meer op de achtergrond. In “Unlimited growth increases the divide” komen diverse invloeden van Hawkins tevoorschijn zoals Cecil Taylor, Andrew Hill en Paul Bley, maar hij weet ze te incorporeren in zijn eigen spel om daar een briljante mix van samen te stellen, heel fraai en geslaagd. In het nummer met de uitermate geslaagde titel “If nature were a bank, they would have saved it already“ waagt hij zich aan elektronische effecten die gezien de titel wel op hun plaats zijn, het loopt naadloos over in “Carnival celestial” alweer zo’n sfeerrijk muziekstuk dat zo weggelopen kon zijn uit het oeuvre van Thelonius Monk, prachtig ! Het album eindigt met “Counterpoint celestial” en “Echo Celestial”, het eerste begint met een lange indrukwekkende solo van Hawkins waarna bas en drums invallen, een uitermate spannende compositie die mij na talloze beluisteringen nog steeds niet onberoerd laat. “Echo celestial” beweegt zich weer meer in de categorie mix van akoestisch met elektronica en maakt mede daarom veel minder indruk op mij, maar dat is vooral te wijten aan mijn aversie tegen het gebruik van stekkers als ze niets toevoegen. Jan van Leersum. |